Ooit was Oirschot een middelpunt van de Brabantse meubelindustrie, maar die tijd ligt inmiddels achter ons. Toch is het de moeite waard om de glorietijd en de neergang van de meubelindustrie in het dorp nabij Eindhoven nader te beschouwen en in kaart te brengen. Dat is wat Arthur de Vries en Han Smits van Erfgoedstichting Het Kapittel van Oirschot in samenwerking met de heemkundekring en nazaten van meubelmakers hebben gedaan. Aanstaande donderdag vertellen ze er over in café ’t Vrijthof in Oirschot, aldus het Eindhovens Dagblad.
Stoelen waren de specialiteit van het dorp. De Oirschotse Stoel van hout met spijllen in de rug en een gevlochten rieten zitting, eenvoudig van vorm en vrijwel onverwoestbaar (en ging het mis dan nog goed te repareren) was jarenlang een begrip in Brabant en ver daar buiten. Het model werd zelfs door emigranten (de heren Teurlinckx en Meyers) in 1848 uit het dorp meegenomen naar de Verenigde Staten en daar geproduceerd met een houten zitting. De houten delen werden daar met stoom gebogen. De heren keerden terug naar hun dorp en begonnen daar de Stoomfabriek van echte Amerikaansche stoelen Teurlinckx en Meyers. Er volgden meerdere fabrikanten hun voorbeeld in Oirschot. In de gloriejaren tussen 1910 en 1970 werkten tussen de 400 en 500 gezinnen uit het dorp in de industrie.
Import van goedkope meubelen uit het buitenland waren het begin van het einde in Oirschot, een helaas heden ten dage opnieuw bekend fenomeen. Stoelen (en andere meubelen) werden een modeproduct dat maar kort mee hoefde te gaan en niet een leven lang, zoals de kwaliteitsstoelen uit Oirschot. De initiatiefnemers van het project om Oirschot een permanent eerbetoon te geven zijn gestart met het op orde brengen van een archief en hopen op termijn een boek te kunnen uitgeven. Bekendheid bij een breder publiek is wat dit project zeker verdient.
Donderdagavond 7 maart om 20:00 uur begint de lezing in ’t Vrijthof in de Molenstraat in Oirschot. Bent u geen lid van de Heemkundekring Oirschot dan is de toegang 4 euro.