Verstedelijking en het opschalen in sociale klasse (gentrification in modern Nederlands) zijn processen die direct van invloed zijn op sociale structuren, gemeenschappen en ook op het leven thuis. Het heeft directe gevolgen voor architecten en stadsplanners en uiteraard voor interior designers. De meubelindustrie kijkt steeds vaker naar verstedelijking en het verdwijnen van lagere sociale strata uit binnensteden: de huidige stadsbewoners zijn hoger opgeleid, hebben hogere inkomens en stellen andere eisen aan hun kleine interieurs. Want waar vroeger een gezin woonde in de binnenstad wonen nu enkele singles die veel tijd binnenshuis doorbrengen wanneer ze niet op kantoor zijn. Wat heeft dit te maken met de toeleveranciersbeurs voor de meubelindustire ZOW? Alles, zo moge duidelijk zijn. Tiny and shared spaces is dan ook de titel van een belangrijk thema op deze editie van 4 tot en met 6 februari in het beurscomplex van Bad Salzuflen.
Wonen en werken moet op een steeds kleiner oppervlak: de steden blijven aantrekken (want daar zijn de banen) en de ruimte is schaars en dus kostbaar. Leeftijd van de stadsbewoner en multifunctionaliteit van meubelen zijn onderwerpen waar men buiten de stad misschien de schouders voor ophaalt, totdat de eigen kinderen naar de stad vertrekken omdat er in de eigen omgeving geen werk meer is. In Aziatische landen is deze ontwikkeling al jaren bezig en worden er complete steden uit de grond gestampt die bevolkt worden door voormalige plattelandsbewoners. In West-Europa merken we deze ontwikkeling nu ook: hoger opgeleide jongeren van buiten de stad blijven hangen of verhuizen er naar toe, lager opgeleide bewoners moeten het veld ruimen en verhuizen noodgedwongen naar ver buiten de stad. Koelnmesse, de organisator van ZOW, heeft Katrin de Louw en haar Trendfilter team gevraagd om bovenstaande ontwikkelingen in kaart te brengen: hoe wonen en werken we morgen en overmorgen?
In een speciale stand op de beurs zullen jong en oud, werkend of gepensioneerd, zich herkennen in de woonruimten die worden getoond. Klein van oppervlak, duurzaam ontworpen, gericht op sociaal contact (vereenzaming en verstedelijking gaan nu eenmaal vaak hand in hand) en gebruik makend van alle voordelen van het wonen in een stad. Met behulp van archetypen, zoals de 30 jarige Lennart en de senior weduwe Elisabeth, wordt deze nieuwe stedelijke realiteit verbeeld. Hoe delen deze twee totaal verschillende mensen toch voorzieningen om te wonen, te koken en te werken, zowel binnen als buiten? Een zeer actueel en interessant thema, zelfs voor meubelfabrikanten die nog altijd zweren bij klassieke kerngezinnen buiten de steden als voornaamste klantengroep.
Het 15 vierkante meter grote (of kleine) appartement van Lennart heeft ingebouwd meubilair dat zo economisch mogelijk gebruik maakt van de beperkte ruimte. Keuken en bureau, kastruimte en gestoffeerde meubelen (leder is op zijn retour in de steden) en inventieve lichtoplossingen voor het afstemmen van de juiste sfeer in en het gewenste gebruik van de ruimte worden getoond. De bewoner is een typisch voorbeeld van gebruik boven bezit: hij moet en wil op stel en sprong kunnen verhuizen zonder al te veel spullen mee te hoeven slepen. Veel spullen hebben is ook slecht voor het milieu. Mensen als Lennart hechten veel waarde aan mobiliteit en milieubewustzijn. Kom bij millennials niet aanzetten met status door bezit; hun sociale status wordt bepaald door een minimale impact op het milieu. Dus wanneer hij thuis kan werken en niet naar kantoor hoeft te reizen is dit winst. Moet hij daar wel zijn, dan moet deze afstand zo schoon mogelijk worden afgelegd. Technologie, opgenomen in zijn woonruimte, helpt hem om dit doel te verwezenlijken.
Elisabeth’s huis op het platteland werd na de dood van haar man te groot. Ze voelde zich eenzaam, de kinderen waren al lang uitgevlogen, dus koopt de 74-jarige vrouw een appartement van 18 vierkante meter in de stad, naast dat van Lennart. Toegankelijkheid speelt op haar leeftijd een grotere rol dan bij hem. Ze maakt al snel vrienden in de gezamenlijke woonkamer en keuken. Wat??? Dat hoor ik u denken. Wonen we in de toekomst allemaal op onszelf in een soort veredelde studentenkamer in de uitdijende stad? Het antwoord is: waarschijnlijk wel. Grondstoffen: schaars. Ruimte: zeer schaars. Voorzieningen, werkgelegenheid en opleidingen: niet meer op het uitgedunde en leeggelopen platteland, maar in de steden. De meubelindustrie moet hier rekening mee houden, beurzen als ZOW doen dat dus ook.
Het delen van faciliteiten is een keiharde realiteit. Samen koken, loungen, de spullen die we nog hebben opslaan en samen achter de tablet of telefoon met de buitenwereld communiceren, er zitten ook meerdere nieuwe businessmodellen achter: leasen van interieurs, geld vragen voor het gezamenlijk gebruik van voorzieningen. Het gebeurt nu al op kleine schaal in onze steden, het gaat alleen maar groeien. De grote spelers in de meubelindustrie onderkennen deze noodzaak tot aanpassing van het verkopen van een complete eetkamer naar het verhuren van een multifunctionele slaapbank.
Vele ZOW exposanten hebben Katrin de Louw benaderd om deel te nemen in de trendpresentatie, maar ze heeft het aantal beperkt tot tien bedrijven, met namen als Hunger, Kalb, Impress, Interprint, Schüco Alu Competence en Swiss Krono voor afwerking en accessoires, oppervlakken en hang/sluitwerk.
Nogmaals: de tijd tikt weg. De globale trend is echt richting verstedelijking, het concentreren van de teruglopende grondstoffen in deze volgepropte steden en de noodzaak van minimalistisch en duurzaam wonen en werken. Oplossingen in deze richting moeten nu worden gevonden. ZOW is een ideaal vertrekpunt voor een deel van deze oplossingen: door productieprocessen en materialen zorgvuldig en slim te kiezen of mede te ontwikkelen draagt de meubelindustrie constructief en positief bij aan het wonen en werken van morgen en overmorgen.