De tweede berekening wordt 85 dagen na afloop van het kwartaal gemaakt. De eerste berekening, ongeveer 45 dagen na afloop van een kwartaal, is op basis van de dan beschikbare informatie. Na deze eerste berekening komt voortdurend meer informatie beschikbaar over de Nederlandse economie, zoals van de bouw, de zakelijke dienstverlening, de horeca, de overheid, de zorg en de financiële instellingen die vervolgens wordt verwerkt in nieuwe berekeningen.
De absolute bijstelling van de tweede berekening ten opzichte van de eerste berekening was de afgelopen vijf jaar (2018-2022) gemiddeld 0,1 procentpunt. De twee uitersten bedroegen -0,3 en 0,7 procentpunt, allebei in 2021. Bij elke nieuwe berekening van het bbp bepaalt het CBS ook opnieuw de seizoengecorrigeerde reeks van de eerder gepubliceerde kwartalen. Dat heeft niet geleid tot een bijstelling van de bbp-groei in de voorgaande drie kwartalen.
Ten opzichte van een jaar eerder kromp de economie in het derde kwartaal met 0,8 procent. Volgens de eerste berekening was de krimp 0,6 procent. De neerwaartse bijstelling wordt vooral veroorzaakt door de nieuwe cijfers over de industrie, de handel, de reis- en uitzendbranche.
Het totaalbeeld is niet veranderd. De krimp is vooral toe te schrijven aan de uitvoer van goederen en diensten, de voorraadmutaties aardgas en de consumptie door huishoudens.
Volgens de tweede berekening steeg het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in het derde kwartaal met 28 duizend ten opzichte van het tweede kwartaal van 2023. De eerste berekening kwam uit op een toename van 31 duizend banen. Ten opzichte van het derde kwartaal van 2022 waren er in het derde kwartaal van 2023 volgens de tweede berekening 142 duizend banen van werknemers en zelfstandigen meer. Dat was bij de eerste berekening 147 duizend. De banencijfers zijn bijgesteld op basis van aangevulde broninformatie.