De Hoge Raad heeft onlangs een belangrijke uitspraak gedaan over het beëindigen van franchiseovereenkomsten. In deze zaak ging het om Leen Bakker, die een samenwerking met een franchisenemer stopzette vanwege bedrijfseconomische redenen. De opzegging was volgens de rechter toegestaan, maar dat betekent niet dat Leen Bakker niets hoeft te betalen. Op de foto het gebouw van de Hoge Raad in Den Haag.

Wat speelde er?
Leen Bakker had al jarenlang een samenwerking met een franchisenemer die een winkel runde onder de naam van Leen Bakker. In 2020 besloot Leen Bakker de samenwerking te beëindigen, omdat dit volgens hen nodig was om economische redenen. Ze gaven de franchisenemer een langere opzegtermijn dan in het contract stond, maar boden geen schadevergoeding aan. De franchisenemer vond dit onacceptabel en stapte naar de rechter om een schadevergoeding te eisen.

Wat zegt de Hoge Raad?
De Hoge Raad oordeelde dat Leen Bakker inderdaad een goede reden had om de samenwerking te beëindigen. Maar zelfs als de opzegging terecht is, kan een franchisenemer recht hebben op een schadevergoeding. In dit geval vindt de rechter dat Leen Bakker rekening had moeten houden met de financiële gevolgen voor de franchisenemer. Hoe hoog de schadevergoeding precies zal zijn, wordt later bepaald in een aparte procedure.

Wat betekent dit voor franchisegevers en franchisenemers?
Deze uitspraak laat zien dat een franchisegever, zoals Leen Bakker, niet zomaar een samenwerking kan beëindigen zonder naar de belangen van de franchisenemer te kijken. Zelfs als er een geldige reden is voor opzegging, moet er vaak iets worden gedaan om de schade voor de franchisenemer te compenseren.

Kijk voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad: HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1764, link naar de uitspraak: https://lnkd.in/eAcNZC53